2 Oog voor dierenwelzijn
2.1 Oog voor dierenwelzijn - vragen
Lees de informatie over de inhoud van het begrip dierenwelzijn op bladzijde 10 paragraaf 2.2 van het handboek Dieren in de zorg.
2.1 Vul de zin aan. Dierenwelzijn gaat over de kwaliteit van het leven van een dier zoals het door …….. wordt ervaren.
Klopt. Het gaat bij dierenwelzijn om de ervaring van het dier zelf, niet van mensen of soortgenoten. Het dier en de kwaliteit van zijn leven staan centraal.
Dit is niet juist. Het gaat bij dierenwelzijn om de ervaring van het dier zelf, niet van mensen. Het dier en de kwaliteit van zijn leven staan centraal.
Afb. 2.1
Lees de informatie over de drie aspecten van dierenwelzijn op bladzijde 19, paragraaf 2.2.1 van het handboek Dieren in de zorg.
2.2 Er zijn verschillende definities van dierenwelzijn, maar in alle definities wordt in ieder geval aan drie aspecten veel belang gehecht: gezondheid, gevoel en emotie en ……
Klopt. Natuurlijk gedrag is gedrag dat dieren vertonen in hun natuurlijke omgeving. Als dieren hierin beperkt worden, kunnen ze afwijkend en ongewenst gedrag gaan vertonen. De drie aspecten zijn met elkaar verbonden, ze oefenen invloed uit op elkaar (zie afbeelding). Bijvoorbeeld: als een dier geen natuurlijk gedrag kan vertonen of niet gezond is, tast dat zijn psychisch welzijn aan (gevoel en emotie).
Dat is niet het goede antwoord. Een derde aspect van dierenwelzijn is het kunnen uitoefenen van natuurlijk gedrag. Natuurlijk gedrag is gedrag dat dieren vertonen in hun natuurlijke omgeving. Als dieren hierin beperkt worden, kunnen ze afwijkend en ongewenst gedrag gaan vertonen. De drie aspecten zijn met elkaar verbonden, ze oefenen invloed uit op elkaar (zie afbeelding). Bijvoorbeeld: als een dier geen natuurlijk gedrag kan vertonen of niet gezond is, tast dat zijn psychisch welzijn aan (gevoel en emotie).
Lees de informatie over natuurlijk gedrag en de relatie met het dierenwelzijn de tekst op bladzijde 19 paragraaf 2.2.1 van het handboek Dieren in de zorg.
2.3 Hieronder staan vier beweringen over natuurlijk gedrag van dieren. Welke bewering is niet waar?
Inderdaad. Ook als dieren niet in hun natuurlijke omgeving leven, bijvoorbeeld als een dier als huisdier wordt gehouden, kunnen ze natuurlijk gedrag vertonen. Het is een belangrijk aspect van het dierenwelzijn. Als dieren worden beperkt in belangrijke onderdelen van hun natuurlijke gedrag, dan heeft dat een negatieve invloed op hun welzijn.
Dat is niet juist. Dieren kunnen ook in een niet-natuurlijke omgeving, bijvoorbeeld als ze als huisdier worden gehouden, natuurlijk gedrag vertonen. Het kunnen vertonen van natuurlijk gedrag is zelfs een belangrijk aspect van het dierenwelzijn. Als dieren worden beperkt in belangrijke onderdelen van hun natuurlijke gedrag, dan heeft dat een negatieve invloed op hun welzijn.
Lees de informatie over de Vijf Vrijheden op pagina 21 paragraaf 2.2.2. van het handboek Dieren in de zorg. Daar lees je ook een aantal voorbeelden van huisvesting van dieren die het vertonen van normaal gedrag bevorderen.
2.4 Dierenwelzijn wordt vaak getoetst aan de hand van de `Vijf Vrijheden’. Vier van de vijf vrijheden zeggen wat dieren níét moeten hebben. Dieren moeten vrij zijn van: honger en dorst (1), ongemak (2), pijn, verwonding en ziekte (3), angst en stress (4) Eén van de vijf vrijheden zegt wat dieren juist wél moeten hebben, namelijk de vrijheid om .............. (5). Vul het juiste antwoord in bij 5.
Dat is goed geantwoord. Een dier moet normaal gedrag kunnen vertonen voor een optimaal dierenwelzijn. Met normaal gedrag wordt natuurlijk gedrag bedoeld: gedrag dat een dier zou vertonen als hij in natuurlijke omstandigheden zou leven. Vroeger werd vooral nadruk gelegd op de eerste vier vrijheden. Tegenwoordig wordt ook veel belang gehecht aan deze vijfde vrijheid.
Dat is niet goed geantwoord. Een dier moet normaal gedrag kunnen vertonen voor een optimaal dierenwelzijn. Met normaal gedrag wordt natuurlijk gedrag bedoeld: gedrag dat een dier zou vertonen als hij in natuurlijke omstandigheden zou leven. Vroeger werd vooral nadruk gelegd op de eerste vier vrijheden. Tegenwoordig wordt ook veel belang gehecht aan deze vijfde vrijheid.
Afb. 2.2
Lees de informatie in de alinea ‘Uniek evenwicht in het lichaam’ op bladzijde 24 van het handboek Dieren in de zorg.
2.5 Dieren vertonen gedrag als reactie op uitwendige prikkels of inwendige prikkels. Inwendige prikkels hebben te maken met het zenuw- en hormoonstelsel. Wat zijn twee voorbeelden van een prikkel die het zenuw- en hormoonstelsel van een dier in werking stelt?
Dat klopt. Het zenuw- en hormoonstelsel reageert op inwendige prikkels, zoals gevoel van kou of honger.
Dat is niet het goede antwoord. Het zenuw- en hormoonstelsel reageert op inwendige prikkels, zoals gevoel van kou of honger. Het janken van een ander dier of aangevallen worden door een soortgenoot zijn voorbeelden van uitwendige prikkels.
Lees de informatie in de alinea ‘Uniek evenwicht in het lichaam’ op bladzijde 24 van het handboek Dieren in de zorg.
2.6 Vul de zin aan. Het zenuw- en hormoonstelsel zorgt ervoor dat het inwendige milieu van het dier…
Goed! Een dier heeft te maken met voortdurende wisselingen van omstandigheden. Het zenuw- en hormoonstelsel doet er alles aan om, ondanks deze wisselingen, het inwendige milieu van het dier stabiel te houden. Dieren moeten bijvoorbeeld een bepaalde lichaamstemperatuur houden om lichamelijk goed te kunnen functioneren. Ze moeten dus bijvoorbeeld op tijd eten en zich warm houden of juist verkoeling zoeken.
Dit antwoord is niet juist. Een dier heeft te maken met voortdurende wisselingen van omstandigheden. Het zenuw- en hormoonstelsel doet er alles aan om, ondanks deze wisselingen, het inwendige milieu van het dier stabiel te houden. Dieren moeten bijvoorbeeld een bepaalde lichaamstemperatuur houden om lichamelijk goed te kunnen functioneren. Ze moeten dus bijvoorbeeld op tijd eten en zich warm houden of juist verkoeling zoeken.
Lees de informatie over zintuigen in de alinea ‘Ontvangen van informatie’ op pagina 24 van het handboek Dieren in de zorg. Op pagina 25 vind je een voorbeeld van het verschil tussen mensen en dieren als het gaat om het zintuig gehoor. Wist je bijvoorbeeld dat konijnen veel beter horen dan mensen?
2.7 Mens en dier nemen uitwendige prikkels waar met hun vijf zintuigen. Welk zintuig ontbreekt in het volgende rijtje? Gehoor, gezichtsvermogen, reukvermogen, smaak en …..
Inderdaad. Zintuigen zijn belangrijk bij het uitvoeren van gedrag en aanpassing aan de omgeving. Met hun zintuigen kunnen mensen en dieren zien, horen, ruiken, voelen en proeven. Tastzin is het zintuig dat ervoor zorgt dat mensen en dieren kunnen voelen. Het gehoor is voor horen, het gezichtsvermogen voor zien, het reukvermogen voor ruiken en de smaak voor proeven.
Niet goed, dit is geen zintuig. Zintuigen zijn belangrijk bij het uitvoeren van gedrag en aanpassing aan de omgeving. Met hun zintuigen kunnen mensen en dieren zien, horen, ruiken, voelen en proeven. Tastzin is het zintuig dat ervoor zorgt dat mensen en dieren kunnen voelen. Het gehoor is voor horen, het gezichtsvermogen voor zien, het reukvermogen voor ruiken en de smaak voor proeven.
Afb. 2.3
Lees de informatie in de alinea ‘Ontvangen van informatie’ op pagina 24 van het handboek Dieren in de zorg.
2.8 Wat is waar?
Inderdaad. Het gehoor en het reukvermogen van zoogdieren is meestal beter dan dat van mensen. Maar kleuren zien de meeste zoogdieren juist slechter dan mensen. Vogels zijn een uitzondering. Die kunnen even goed of zelfs beter zien dan mensen en meer kleuren onderscheiden.
Dat klopt niet. Het gehoor en het reukvermogen van zoogdieren is meestal beter dan dat van mensen. Maar kleuren zien de meeste zoogdieren juist slechter dan mensen. Vogels zijn een uitzondering. Die kunnen even goed of zelfs beter zien dan mensen en meer kleuren onderscheiden.
Lees de alinea ‘Leren’ op bladzijde 25 van het handboek Dieren in de zorg. Op onderstaande websites lees je achtergrondinformatie
over manier waarop dieren leren. Er zijn ook filmpjes te zien.
www.puppystar.nl/hondenschool/leesvoer/inprenting/
www.puppystar.nl/hondenschool/leesvoer/socialisatie/
www.puppystar.nl/hondenschool/leesvoer/leerprocessen/klassiek-conditioneren
www.puppystar.nl/hondenschool/leesvoer/leerprocessen/operant-conditioneren
2.9 Doordat dieren informatie uit de omgeving opnemen en doordat ze communiceren, zijn ze in staat om te leren. Hieronder zie je vier verschillende manieren van leren + een voorbeeld. Geef aan wat er in de kolom Naam ingevuld moet worden. v
Leren door het gedrag van soortgenoten na te doen, bijvoorbeeld: zang leren (bij vogels).
Leren in een korte, `gevoelige’ periode na de geboorte, bijvoorbeeld: herkenning van de moeder.
Een dier een samenhang leren tussen het eigen gedrag en het effect van dat gedrag, bijvoorbeeld: een aap drukt op een knopje en krijgt een beloning.
Jonge dieren laten kennismaken met en laten wennen aan alles wat ze in hun latere leven tegen kunnen komen, bijvoorbeeld: een puppie meenemen naar het station.
Helemaal goed! Imitatie betekent nadoen. Inprenting gaat over dingen die je vastlegt in je geheugen (‘inprent’) als je jong bent. Conditionering is het bekrachtigen (belonen) van gewenst gedrag. En socialisatie betekent sociaal worden, wennen aan dingen.
Dit klopt niet. Imitatie betekent nadoen. Inprenting gaat over dingen die je vastlegt in je geheugen (‘inprent’) als je jong bent. Conditionering is het bekrachtigen (belonen) van gewenst gedrag. En socialisatie betekent sociaal worden, wennen aan dingen.
Lees de informatie op bladzijde 27 van het handboek Dieren in de zorg. Bekijk ook het filmpje Stereotypy ZSSA’
2.10 Onder bepaalde omstandigheden kan een dier afwijkend gedrag gaan vertonen, zoals stereotiep gedrag. Wat zijn kenmerken van stereotiep gedrag?
Je hebt de juiste kenmerken geselecteerd. Voorbeelden van stereotiep gedrag zijn kribbebijten door een paard of steeds hetzelfde rondje lopen door een beer in de dierentuin. In eerste instantie wordt het dier rustiger door dit gedrag. Dit komt omdat er bepaalde hormonen vrijkomen. Maar op de lange duur is het gedrag vaak schadelijk voor het dier.
Je hebt geen enkel kenmerk van stereotiep gedrag geselecteerd. Een voorbeeld van stereotiep gedrag is een beer die steeds hetzelfde rondje loopt in zijn kooi in de dierentuin. In eerste instantie wordt het dier rustiger door dit gedrag. Dit komt omdat er bepaalde hormonen vrijkomen. Maar op de lange duur is het gedrag vaak schadelijk voor het dier.
Lees de informatie op bladzijde 27 van het handboek Dieren in de zorg. Daar lees je hoe mensen een dier soms onbewust beschadigend gedrag aanleren.
2.11 Een vorm van afwijkend gedrag is beschadigend gedrag. Wat zijn voorbeelden van beschadigend gedrag?
Inderdaad. Bij beschadigend gedrag brengt een dier zichzelf of een ander dier of een mens schade toe. Apathisch liggen en kribbebijten zijn andere vormen van afwijkend gedrag.
Dit zijn geen voorbeelden van beschadigend gedrag. Bij beschadigend gedrag brengt een dier zichzelf of een ander dier of een mens schade toe. Apathisch liggen en kribbebijten zijn andere vormen van afwijkend gedrag.
Afb. 2.4
Lees de informatie over apathie bij dieren bladzijde 34 uit het handboek Dieren in de zorg.
2.12 Apathie is een vorm van afwijkend gedrag. Welke bewering over apathie is onjuist?
Dit is het goede antwoord. Apathie wordt nog wel eens verward met een ‘bevriesactie’. Dat is gedrag dat een prooidier vertoont als het bijvoorbeeld wordt aangevallen door een vijand. Het dier beweegt niet, maar is zich heel goed bewust van zijn omgeving. Bij apathie is dit niet het geval. Het dier is lusteloos en reageert niet of nauwelijks op prikkels uit zijn omgeving. Apathisch gedrag ontstaat door chronische stress.
Dit is het niet het goede antwoord. Apathie wordt nog wel eens verward met een ‘bevriesactie’. Dat is gedrag dat een prooidier vertoont als het bijvoorbeeld wordt aangevallen door een vijand. Het dier beweegt niet, maar is zich heel goed bewust van zijn omgeving. Bij apathie is dit niet het geval. Het dier is lusteloos en reageert niet of nauwelijks op prikkels uit zijn omgeving. Apathisch gedrag ontstaat door chronische stress.
Lees de informatie over beschadigend gedrag op bladzijde 27 van het handboek Dieren in de zorg.
2.13 Hond 1 wordt dreigend benaderd door hond 2. Hond 1 reageert daarop door uit te vallen naar hond 3, die staat te kijken. Het gedrag van hond 1 is een voorbeeld van:
Dit is het goede antwoord. Omgericht gedrag is een vorm van beschadigend gedrag. Bij omgericht gedrag richt het agressieve gedrag zich niet op het individu of voorwerp dat de agressie oproept, maar op een ander individu of voorwerp.
Dit is niet het goede antwoord. Omgericht gedrag is een vorm van beschadigend gedrag. Bij omgericht gedrag richt het agressieve gedrag zich niet op het individu of voorwerp dat de agressie oproept, maar op een ander individu of voorwerp.
Lees de informatie over positieve én negatieve stress bladzijde 35 van het handboek Dieren in de zorg.
2.14 Welke bewering over stress bij dieren is niet juist?
Deze bewering is inderdaad niet juist. Stress vormt niet altijd een aantasting van het welzijn van dieren. Stress is op zich namelijk een natuurlijk verschijnsel. Het zorgt ervoor dat je bij gevaar snel en alert reageert. Aanhoudende stress is wel een aantasting van het welzijn van het dier. Het is slecht voor de gezondheid en dieren kunnen abnormaal gedrag gaan vertonen.
De bewering die je hebt geselecteerd is wel juist. Niet juist is de bewering dat stress altijd een aantasting van het welzijn van dieren vormt. Stress is op zich namelijk een natuurlijk verschijnsel. Het zorgt ervoor dat je bij gevaar snel en alert reageert. Aanhoudende stress is wel een aantasting van het welzijn van het dier. Het is slecht voor de gezondheid en dieren kunnen abnormaal gedrag gaan vertonen.
Lees de informatie op bladzijde 35 van het handboek Dieren in de zorg.
2.15 Langdurige stress bij dieren heeft een negatieve invloed op het welzijn van dieren. Vaak leidt langdurige stress tot lichamelijke klachten en afwijkend gedrag. Hoe heet deze vorm van stress bij dieren?
Goed geantwoord. Deze vorm van stress wordt distress genoemd. Als de stress zodanig is dat het dier zich niet goed kan aanpassen (er geen uitweg uit de stressvolle situatie is), dan blijft het `alarm’ in het lichaam afgaan en houdt de stressreactie aan.
Er bestaat ook een normale vorm van stress, die ervoor zorgt dat dieren snel en alert reageren op vreemde en dreigende prikkels. Dieren herstellen snel van deze vorm van stress. Die vorm van stress noem je eustress.
Onjuist. Deze vorm van stress wordt distress genoemd. Als de stress zodanig is dat het dier zich niet goed kan aanpassen (er geen uitweg uit de stressvolle situatie is), dan blijft het `alarm’ in het lichaam afgaan en houdt de stressreactie aan.
Er bestaat ook een normale vorm van stress, die ervoor zorgt dat dieren snel en alert reageren op vreemde en dreigende prikkels. Dieren herstellen snel van deze vorm van stress. Die vorm van stress noem je eustress.
Afb. 2.5
Lees de informatie over het Welfare Quality-systeem goed (afbeelding) en lees wat binnen elke klasse de criteria zijn.
2.16 Het Welfare Quality-systeem is een manier om dierenwelzijn te kunnen meten. Het systeem gaat uit van vier klassen. Wat is geen klasse binnen het Welfare Quality-systeem?
Dit is inderdaad geen klasse binnen het Welfare Quality-raamwerk. Bij deze systematiek wordt gekeken naar gezondheid, huisvesting, voeding en gedrag.
Dit is wel een klasse binnen het Welfare Quality-raamwerk. Voldoende rust hoort er niet bij. Bij deze systematiek wordt gekeken naar gezondheid, huisvesting, voeding en gedrag.
Lees de informatie over omgevingsverrijking op bladzijde 29 van het handboek Dieren in de zorg.
2.17 Goede huisvesting is een van de aandachtspunten om het welzijn van dieren te beoordelen. Bij goede huisvesting hoort onder andere omgevingsverrijking. Wat is omgevingsverrijking?
Klopt. In hun natuurlijke omgeving hebben dieren te maken met verschillende uitdagingen. Door omgevingsverrijking wordt deze natuurlijke situatie nagebootst. Omgevingsverrijking is belangrijk voor het welzijn van dieren, omdat dieren in een te `kale’ omgeving gefrustreerd kunnen raken en afwijkend gedrag kunnen gaan vertonen.
Klopt niet. In hun natuurlijke omgeving hebben dieren te maken met verschillende uitdagingen. Door omgevingsverrijking wordt deze natuurlijke situatie nagebootst. Omgevingsverrijking is belangrijk voor het welzijn van dieren, omdat dieren in een te `kale’ omgeving gefrustreerd kunnen raken en afwijkend gedrag kunnen gaan vertonen.
Afb. 2.6
Op de volgende website vind je onder andere voorbeelden van voedselverrijking voor een kat: felinewelfarefoundation.
2.18 Wat zijn twee voorbeelden van voedselverrijking voor een kat?
Klopt, je hebt twee goede voorbeelden van voedselverrijking voor een kat geselecteerd.
Niet goed.
Op de volgende website vind je ook andere voorbeelden van omgevingsverrijking voor een kat: felinewelfarefoundation.
2.19 Wat is een voorbeeld van sociale omgevingsverrijking voor een kat?
Klopt, dit is een goed voorbeeld van sociale omgevingsverrijking.
Klopt niet, dit is geen voorbeeld van sociale omgevingsverrijking.
Lees de informatie over een comfortabel klimaat op bladzijde 28 van het handboek Dieren in de zorg.
2.20 Bij goede huisvesting van een dier hoort ook een comfortabel klimaat. Geef aan welke van de onderstaande factoren onder andere bepalend zijn voor een comfortabel klimaat.
Klopt. Klimaat heeft te maken met de omgevingsomstandigheden, zoals warmte en kou, licht, vochtigheid en wind. In de natuur leven dieren in het klimaat waarop ze zijn aangepast. Iemand die een dier houdt, moet ervoor zorgen dat deze klimaatfactoren aangepast zijn aan het dier.
Niet goed. Klimaat heeft te maken met de omgevingsomstandigheden, zoals warmte en kou, licht, vochtigheid en wind. In de natuur leven dieren in het klimaat waarop ze zijn aangepast. Iemand die een dier houdt, moet ervoor zorgen dat deze klimaatfactoren aangepast zijn aan het dier.
Lees de informatie op bladzijde 33 over expressie van sociaal gedrag en over andere vormen van normaal gedrag op bladzijde 33 en 34 van het handboek Dieren in de zorg.
2.21 Naast goede huisvesting, goede gezondheid en goede voeding is normaal gedrag een belangrijk criterium om dierenwelzijn te meten. Bij normaal gedrag van dieren hoort onder andere expressie van sociaal gedrag. Wat is een voorbeeld van sociaal gedrag bij sociale dieren?
Inderdaad, spelen is een vorm van sociaal gedrag bij sociale dieren. Sociaal gedrag kunnen uitoefenen is belangrijk voor het dierenwelzijn.
Helaas, dit is niet het goede antwoord. Spelen is een vorm van sociaal gedrag bij sociale dieren. Sociaal gedrag kunnen uitoefenen is belangrijk voor het dierenwelzijn.
Lees de informatie op bladzijden 35 t/m 39 van het handboek Dieren in de zorg.
2.22 Heeft de Nederlandse overheid wet- en regelgeving opgesteld om aantasting van dierenwelzijn te voorkomen?
Klopt. De Nederlandse regering heeft in wetten vastgelegd dat een dier een intrinsieke waarde heeft. Dat wil zeggen dat het dier een eigen waarde heeft, los van de waarde die wij mensen aan het dier hechten. Dierenwelzijn komt in meerdere wetten aan de orde.
Niet juist. De Nederlandse regering heeft in wetten vastgelegd dat een dier een intrinsieke waarde heeft. Dat wil zeggen dat het dier een eigen waarde heeft, los van de waarde die wij mensen aan het dier hechten. Dierenwelzijn komt in meerdere wetten aan de orde.
Lees de informatie op bladzijde 37 (alinea’s ‘Wet dieren’) en 38 (de tekst in het kader). De lijst zelf kun je downloaden op de volgende website: rijksoverheid
2.23 Voor zoogdieren is in Nederland een zogenaamde `positieflijst’ opgesteld. Op een later moment komen er misschien ook positieflijsten voor vogels en reptielen. Wat is op deze `positieflijst zoogdieren’ vermeld?
Goed! Op deze lijst staan zoogdieren die particulieren mogen houden. Als een zoogdier niet op deze lijst staat, is het dus voor particulieren verboden om het dier te houden.
Helaas, niet goed geantwoord. Op deze lijst staan zoogdieren die particulieren mogen houden. Als een zoogdier niet op deze lijst staat, is het dus voor particulieren verboden om het dier te houden.
Lees de informatie in de alinea Zorginstellingen op bladzijde 40 van het handboek Dieren in de zorg.
2.24 Er zijn verschillende zorgcontexten waarin dieren worden ingezet. In welke zorgcontext zie je vaak vissen?
Goed geantwoord. Steeds vaker mogen de bewoners van zorginstellingen zoals verpleeg- en verzorgingshuizen huisdieren hebben. Bijvoorbeeld vissen, vogels of andere kleine dieren.
Dat is niet juist. Steeds vaker mogen de bewoners van zorginstellingen zoals verpleeg- en verzorgingshuizen huisdieren hebben. Bijvoorbeeld vissen, vogels of andere kleine dieren.
Lees de informatie over de inzet van verschillende dieren in de genoemde zorgcontexten paragraaf 2.4 op bladzijde 39 t/m 45 van het handboek Dieren in de zorg.
2.25 Er zijn verschillende zorgcontexten waarbinnen dieren worden ingezet. In welke zorgcontext worden paarden vaak ingezet?
Helemaal goed. Paarden zie je vaak op zorgboerderijen en kinderboerderijen. Mensen die er komen kunnen de paarden verzorgen en aaien. In therapiecentra worden paarden bijvoorbeeld ingezet voor therapeutisch paardrijden.
Fout geantwoord. Paarden zie je vaak op zorgboerderijen en kinderboerderijen. Mensen die er komen kunnen de paarden verzorgen en aaien. In therapiecentra worden paarden bijvoorbeeld ingezet voor therapeutisch paardrijden.
Lees de informatie over de inzet van verschillende dieren in zorginstellingen in paragraaf 2.4 op bladzijde 39 t/m 45 van het handboek Dieren in de zorg.
2.26 Welke bewering over de inzet van dieren in zorginstellingen is onjuist?
Deze bewering is inderdaad onjuist. Er zijn in Nederland inmiddels vier ziekenhuizen waar dieren mogen komen.
Fout geantwoord, want de bewering die je hebt geselecteerd is juist. Er zijn in Nederland inmiddels vier ziekenhuizen waar dieren mogen komen.
2.27
Lees de informatie in het kader op bladzijde 43 van het handboek Dieren in de zorg.
2.28 Voor zorgboerderijen en kinderboerderijen is een speciaal keurmerk ontwikkeld: het Keurmerk Zoönosen. Het keurmerk geeft aan dat een bedrijf maatregelen neemt om te voorkomen dat:
Klopt. Zoönosen zijn ziekten die overgedragen kunnen worden van mens op dier, zoals Q-koorts. Door de uitbraak van Q-koorts is veel onrust ontstaan over dit soort ziekten. Daarom is het keurmerk ontwikkeld.
Klopt niet. Zoönosen zijn ziekten die overgedragen kunnen worden van mens op dier, zoals Q-koorts. Door de uitbraak van Q-koorts is veel onrust ontstaan over dit soort ziekten. Daarom is het keurmerk ontwikkeld.